Het nieuwste lid van de Coalitie Anders Reizen is chipmachinefabrikant ASML. Dit toonaangevende hightechbedrijf met een omzet van ruim 20 miljard euro werkt met 20.000 medewerkers op de campus in Veldhoven. En het is nog lang niet uitgegroeid. Daarmee staat het voor een enorme mobiliteitsopgave. We spraken met het Hoofd Maatschappelijke Betrokkenheid Lucas van Grinsven: “Het moet echt duurzamer, anders lopen we vast.”
Waarom zijn jullie lid geworden van de coalitie?
“Omdat we geïnspireerd waren door de constatering dat er meer bedrijven zijn die op een heel positieve manier omgaan met duurzame mobiliteit. Het zijn ook goede partijen om te kennen. En die collegialiteit en dat leren op strategisch én operationeel niveau van elkaar, is nuttig. Daarnaast is het belangrijk om het signaal af te geven dat we als bedrijfsleven zelf de verandering mede vormgeven.”
Zie je de meerwaarde van het lidmaatschap ook in lastige issues, zoals de fiscaliteit?
‘De staatssecretaris was van de winter bij een evenement van ons op bezoek. Dat was een moment dat we konden aangeven dat de fiscale behandeling van bepaalde zaken echt een zorg is voor ons. Het is ongelofelijk hoe ingewikkeld dat is geworden. Soms hebben we ontzettend mooie ideeën. En dan krijgen we van onze HR-mensen terug: ‘Ja, maar pas op.’ En dan komen de bezwaren.” Anders Reizen is een fantastisch netwerk om dergelijke belemmeringen met elkaar te delen en te agenderen in Den Haag.”
Wat heb jij met duurzame mobiliteit?
“Toen ik studeerde was mobiliteit voor mij al een onderwerp. Het is eigenlijk een rode draad geweest in mijn werk en leven de afgelopen veertig jaar. En dan met name duurzame mobiliteit: de fiets en het ov. Waar dat vroeger een issue was, is het nu een existentiële vraag. Want we lopen tegen grenzen aan.”
Merkt ASML dat ook, nu het zo hard groeit?
“Een jaar of zes geleden zat ik als hoofd communicatie met een collega van facility management samen en hebben we de groeiprojecties voor de komende tien jaar bekeken met al onze ervaring. ASML dacht tot die tijd telkens: we groeien een beetje en dan vlakt het af. Maar als je op die manier plant voor 10 jaar, ga je nooit de ingrijpende keuzes maken die nodig zijn om onze locaties duurzaam bereikbaar te houden.
Daarom hebben we toen bekeken hoe we dat voor de lange termijn kunnen doen in het belang van de medewerkers en de omgeving. Hun grootste zorg: hoe je op een voorspelbare en zorgeloze manier op je werk kunt komen en naar huis kunt gaan.
Ik zeg altijd: meer zwart asfalt schaalt niet. Nog een rijstrook erbij lost het probleem niet op. Uiteindelijk loopt het vast. En loopt het niet vast op de weg, dan loop je vast in de samenleving, omdat de samenleving grenzen gaat stellen aan je groei. De enige manier om het op te lossen, is veel meer duurzame mobiliteitsvormen in de mix te gooien.”
Wat was daarbij jullie doelstelling?
“In de tijd dat ik met die collega samen zat –in 2019- kwam tweederde in zijn eentje met de auto naar het werk. Toen hebben we heel duidelijk gesteld: dat moet minder dan de helft worden. We hebben ingestoken op 47 procent die in 2025 met de auto naar het werk komt. Dat vond iedereen heel spannend. En het aantal fietsers moest van 20 naar 30 procent.
Je moet daarbij ook de locatie van de ASML-campus in ogenschouw nemen. Die zit een kilometer of zeven van Station Eindhoven, naast de snelweg en op een bedrijventerrein. Inmiddels hebben we de doelstellingen al gerealiseerd. Dat is fantastisch, maar we hebben ze alweer bijgesteld. We gaan nu voor een derde auto, een derde fiets en een derde collectief vervoer in 2030.”
Wat is het mobiliteitsprincipe van ASML?
“Dat de medewerker op een voorspelbare en duurzame manier naar het werk kan komen. We zijn eerst begonnen met het aanpassen van allerlei dingen op de campus zelf. We hebben zwaar geïnvesteerd in fietsfaciliteiten: alle fietsers de ruimte geven, parkeerruimte voor fietsen op de beste plekken, zo dicht mogelijk bij de werkplek.
De auto’s duwen we naar de rand van de campus, zodat automobilisten langer moeten lopen. En we geven andere vergoedingen. Zo is de fiscale fietsregeling op zich beperkt. Die hebben we verhoogd naar 2.000 euro, waardoor medewerkers ook een elektrische fiets kunnen kopen.
En de mensen die met de fiets naar het werk komen, krijgen een hogere kilometervergoeding. Voorheen kregen ze de eerste 10 kilometer niets, terwijl de meeste fietsers juist binnen een straal van 10 kilometer van de campus wonen. Dat hebben we meteen gecorrigeerd. Verder hebben we 600 deelfietsen beschikbaar gesteld, verdeeld over 18 fietshubs voor vervoer naar en op het werk. Allemaal gratis voor medewerkers.”
Richten jullie je ook op het stimuleren van het gebruik van elektrische auto’s?
“We hebben natuurlijk speciale parkeerplaatsen met laadpalen in de parkeergarage. Daarnaast willen we, als de laadcapaciteit het toelaat, vanaf volgend jaar wereldwijd alleen nog volledig elektrische huurauto’s gebruiken. En nieuwe leaseauto’s die worden aangeschaft moeten per 2025 ook volledig elektrisch zijn. Wel is het zo dat het elektrificeren van de auto maar één van de problemen van het autoverkeer oplost: het uitstootprobleem. De congestie en de verkeersonveiligheid blijven gewoon bestaan.”
En het OV?
“Het openbaar vervoer was voor ons de grootste uitdaging, omdat we niet naast het station gevestigd zijn en het niet aannemelijk is dat er binnen afzienbare termijn een station gebouwd kan worden bij de campus. We zijn dus meteen gaan investeren in extra buslijnen; eerst de stadbussen en nu laten we ook eigen bussen rijden vanaf het station. Daar kun je een stoel op reserveren. Daar wordt ook goed gebruik van gemaakt. Maar het blijft een afstand en je staat nog steeds vast in het verkeer.
Dus we zijn in gesprek over hoe we een autovrije busbaan ‘all the way’ naar onze campus kunnen realiseren, want de helft van de reistijd vindt nu plaats in de eerste kilometer vanaf het treinstation. Die busbaan zou er over een jaar of vier moeten liggen.
In de tussentijd hebben we vanaf 1 januari een OV-kaart aan iedereen gegeven die dat wil. Er zijn er een stuk of 6.000 verstrekt.”
In hoeverre staat thuiswerken op de agenda?
“Dat werkt op zich wel en vermindert zeker de verkeersdruk. Alleen als iedereen op woensdag en vrijdag thuis werkt, dan heeft het nog geen zin. Tegelijk is ASML wel een uniek bedrijf in de zin dat het een reden heeft dat we met 20.000 man op een kluitje zitten. Dat is een heel succesvolle manier gebleken om te innoveren. Je kunt die heel complexe machines het best maken als je mensen heel dicht bij elkaar brengt. Dat kan voor een deel thuis, maar onze visie is dat je toch drie dagen in de week op kantoor bent met elkaar. Waarbij ik wel wil aantekenen dat dat aantal dagen afhangt van de specifieke activiteiten en functie van onze mensen. Als je in een cleanroom aan onze machines werkt, kun je niet thuis werken.”
Wat is in dit alles jullie uitdaging als je kijkt naar de medewerkers zelf?
“De verandering. Met ieder verandertraject is het heel belangrijk om goed uit te leggen waarom je het doet. Je kan bij ons nog geen koffie uit de automaat trekken of je krijgt de vraag mee of je hebt nagedacht over de manier waarop je naar je werk reist.
We maken duurzaam reizen aantrekkelijk met faciliteiten en regelingen. Ook denken we na over het beprijzen van het autogebruik. Bijvoorbeeld door een vergoeding te vragen voor parkeren. Maar je kunt mensen pas beprijzen, als je ze een goed alternatief kunt bieden. En daar hebben we de afgelopen jaren flink in geïnvesteerd.”
Dus jullie houden meer van stimuleren dan van sturen?
“Wacht even. Dit is wel een heel andere regio dan de Randstad. In de afgelopen 150 jaar is er in Brabant geen meter extra rail neergelegd. Het OV is hier een stuk minder goed geoutilleerd dan in de Randstad.
In Brabant ging je traditioneel met de auto naar je werk. Nu is dat al heel anders en de mensen willen dat. Onze internationals ook. Dat zie ik, want ik fiets zelf ook. En er wordt ontzettend veel Engels gesproken als ik naar huis fiets. Al die collega’s willen duurzaam naar het werk, als dat mogelijk is.”
Hoe ziet de mobiliteit in Veldhoven er in de toekomst uit?
“Over zes jaar moet de mobiliteitsmix in ieder geval een derde, een derde en een derde zijn. Anders kunnen we hier niet groeien en loopt het vast. We lezen nu al dat de files in het afgelopen jaar het meest zijn toegenomen in Brabant. Deels door de succesvolle economische groei in dit deel van het land. Dat is niet zo gek, want hier zit het ‘high tech’-cluster. Maar ook omdat er veel logistieke oost-westverbindingen met Duitsland dwars door dit deel van Nederland lopen. Die bereikbaarheid staat echt onder druk. Dus het moet echt duurzamer.
En dat hoeft niet altijd heel ingewikkeld te zijn. Hoogleraar smart mobility Carlo van de Weijer zei voor de zomer op een seminar dat mensen van de slimste regio hopen op oplossingen als vliegende taxi’s en hyperloops. Maar dat vraagt om een godsvermogen én je moet je afvragen of je de dichtheid hebt om dat rendabel te maken.
Het is beter om te denken in knelpunten. Wat zijn bijvoorbeeld redenen voor mensen om niet de fiets te pakken. Dat is echt niet omdat het zo vaak regent. Het gaat om vragen als: ‘Is het wel veilig genoeg?‘, ‘Is het comfortabel genoeg?’ en ‘Kan ik de weg wel vinden?‘ Daar heb je geen ingewikkelde interventies voor nodig. Die oplossingen zijn goedkoop en kun je snel maken. Dus pluk eerst dat laaghangend fruit. We investeren dus ook mee om de infrastructuur veiliger en beter te maken, zoals bijvoorbeeld met een fietstunnel. ”
In hoeverre heb je rekening te houden te houden met de omgeving?
“Wat wij doen op het gebied van duurzaamheid is bedoeld om de omgeving te ontlasten. Ik zit regelmatig met buren en omwonenden om tafel. Daarbij is infrastructuur een hot topic. De groei van ASML brengt wat groeipijn met zich mee, ook voor de omgeving. Maar we zetten in op duurzaam en dat is ook goed voor die omgeving. Want duurzame mobiliteit gaat niet alleen om emissies, maar ook om leefbaarheid en veiligheid. En daar zetten wij vol op in.”